Aan dat soort dingen dacht Tristan niet meteen. Hijzelf was vrij om te gaan en staan waar hij wilde, al benutte hij die vrijheid niet tot het optimale. Of misschien juist wel. Misschien school de echte vrijheid wel in weigeren van mogelijkheden omdat ze je niet lagen. Wist hij veel. Hij wist vooral dat hij meer vrijheid had dan zijn gesprekspartner en dat hij het constant vergat. Goed bezig en zo. ‘’t Is maar waar je voldoening uithaalt,’ zei hij. Maar goed, al bij al viel dat slechte nog wel mee, gezien dat hij de voorbije tijd in haar omgeving geen enkele keer was aangevallen en hij sterk betwijfelde of dat er nog zat aan te komen. Goed, hij wist niet helemaal of je daaruit de gradatie van slechtheid moest of kon aflezen, maar het was wel de gemakkelijkste meter, dus gebruikte hij die maar. Ledigheid was dan wel des duivels oorkussen, het scheen niet altijd de slechtste richting te zijn om uit te gaan. Waarschijnlijk gewoon zijn gedacht, maar ach.
‘Ik zal die genoegdoening wel halen uit je verjaardag,’ vertelde hij haar, al klopte dat niet helemaal. Hij haalde in feite wel een soort van vreemde, nee, absurde voldoening uit zijn werk hier. Er hing een soort van sfeer van vertrouwen. Nee, niet echt vertrouwen, saamhorigheid misschien. Hij kon het niet goed omschrijven. Maar iedereen zat hier in hetzelfde kluitje en dat merkte je. Minder onder de bewakersploeg, maar toch wel enigszins.
Of misschien verbeeldde hij zich gewoon dingen. Dat kon, uiteraard, ook. Maar hij had iets van optimisme in zich en nam aan dat hij zich helemaal niets inbeeldde, waar had je het over.
‘Sommigen hier zijn echt wel zware misdadigers die vaker zijn opgepakt, maar bij anderen is het inderdaad één fout waardoor ze hier zitten,’ zei hij. Daarna voegde hij er, toch, aan toe: ‘maar wie ben ik om daarover te oordelen? De rechters zullen het wel weten, zeker.’ Want wat wist hij ervan? Hij was niet de professional.
'Gek worden van jezelf is inderdaad niet meteen wat we graag willen zien.'